Planten van hier

Voor flora, fauna en mensen

Gele morgenster

(Tragopogon pratensis subsp. pratensis)

Gele morgenster is een overblijvende plant en is onderdeel van de Compositietenfamilie (Asteraceae). De plant bloeit alleen in de voormiddag, mits het droog en zonnig weer is, in de maanden mei tot juli en kan een hoogte bereiken van zo'n 100 cm. Als de bloem niet bloeit zijn de hoofdjes dichtgevouwen en is alleen het kegelvormige omwindsel zichtbaar. De planten bevatten wit melksap.

Ze groeit bijvoorkeur op zonnige, warme plaatsen en op door tot vochtige, matig voedselrijke grond. Voordat ze gaat bloeien overwintert ze meestal een aantal jaren als rozetplant. Ze vormt daarbij een diepe penwortel.

Ze is bijvoorbeeld goed te combineren met Beemdkroon, Veldsalie, Knoopkruid, Gele kamille, Gewone bermzegge, Vlasbekje, Echte guldenroede, Gewone margriet en Zwarte toorst.

Als de bloemen zijn uitgebloeid vormen zich opvallend sierlijke 'pluizenbollen' (zaden met pluis), die overigens ook weer sluiten bij bewolkt en regenachtig weer. Na de bloei en vruchtzetting sterft de plant.

In Nederland komen ook twee ondersoorten voor: de Kleine morgenster (Tragopógon praténsis subsp. minor) en de Oosterse morgenster (Tragopógon praténsis subsp. orientális).

Nederlandse naam: Gele morgenster

Wetenschappelijke naam: Tragopogon pratensis subsp. pratensis

Familie: composiet

Herkomst: oorspronkelijk inheems

Status: niet bedreigd

Zeldzaamheid: algemeen

Bloeiperiode: mei tot juli

Bestuiving: wilde bijen, (zweef)vliegen en kevers

Kleur: geel

Hoogte: 30 tot 90 cm

Licht: bij voorkeur zonnig

Voedsel: bodem bij voorkeur matig voedselrijk